Het is einde winter, maar nog geen vroeg voorjaar, dus ik heb het al lang niet meer in zijn functie gedragen. Nu vouw ik het op, meesterlijk recht en keurig in de plooi, zoals mij betaamt. Het is gewassen, want ik was ziek en heb er een paar dagen mijn koortsige dromen in weggeslapen.
Het opvouwen bezorgt me plots een gevoel van nostalgie. Mijn hand strijkt zachtjes en onmiskenbaar ook enigszins verliefd over het blauwe pakketje. Minstens twintig jaar is het al bij me. Een kledingstuk zoals ik al meer dan een half leven bij voorkeur draag. Tegenwoordig – zei oma – zou het een ‘hoodie’ heten. Mét rits. Twintig jaar geleden zei ik ‘sweatvest’. En dat zeg ik nog steeds. Men begrijpt best wat ik bedoel. Mijn zoon draagt een ‘hoodie’, ik een ‘sweatvest’.
Dit korenblauwe exemplaar was ooit favoriet. Maar zoals dat gaat met kledingstukken, kwamen er nieuwe favorieten. De korenblauwe degradeerde. Belandde steeds lager op de stapel, want werd steeds minder gedragen. Totdat ik het, behoorlijk platgedrukt door het gegroeide gewicht erbovenop en voorzien van vouwen van minstens drie jaar oud, uitkoos om voortaan te gebruiken als wandelvest. In mijn ogen een bijzondere promotie! Degradatie opgeheven. De kleur is vervaagd. Het model mag nauwelijks nog die naam hebben, uitgelubberd als het is geraakt. De ellebogen zijn zo dun dat ze elk moment kunnen gaan rafelen. Toch koester ik de versleten ooit-favoriet.
Die is een vast wandelmaatje geworden dat ik ’s morgens aantrek wanneer het op de fiets naar het station – ik neem meestal trein en bus naar het wandelstartpunt – nog te fris is om in t-shirt over straat te gaan en al warm genoeg om geen jas meer te dragen. Een compagnon die zich op zijn gemak voelt als hij na een uur lopen wordt uitgetrokken, stevig wordt vastgesnoerd achter een zijbandje van de rugzak en daar vertrouwd meebungelt op het ritme van mijn stappen. Die het niet erg vindt om tijdens een pauze op een bemoste bank terecht te komen, of op de bosgrond naast die bank, om daarna bevlekt mee verder te bungelen. Die er ook geen bezwaar tegen heeft om gaatjes op te lopen omdat ik tussen bestekelde braamstruiken door een plekje zoek voor een sanitaire stop. Hij vindt het ook niet erg om mijn bezwete bovenlijf weer te bedekken wanneer ik afkoel op het bankje, of het fris wordt als de zon achter een wolk verdwijnt.
Het weerzien roept ook verlangen in me op. Het is nu de tussen-seizoenen-periode. De zon begint al aan kracht te winnen, maar er kan ook nog een nachtvorstje voorbijkomen. Ik verlang naar de lente. Naar wandeltochtjes zonder jas. Maar wel mét mijn niet meer zo korenblauwe maatje.
Fijn om te lezen. Via het vestje een inkijkje in je leven. Hoe een eenvoudig kledingstuk een waardevol bezit kan zijn.